Text copied!
CopyCompare
De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939 - Spreuken

Spreuken 3

Help us?
Click on verse(s) to share them!
1Mijn zoon, vergeet mijn onderricht niet, Neem mijn wenken ter harte.
2Ze schenken u lengte van dagen, jaren van leven, En overvloedige welvaart!
3Liefde en trouw mogen u nimmer verlaten, Hang ze om uw hals, schrijf ze op de tafel van uw hart;
4Dan zult ge goed en verstandig zijn, In de ogen van God en de mensen.
5Vertrouw op Jahweh met heel uw hart, Verlaat u niet op uw eigen inzicht;
6Denk aan Hem op al uw wegen, Dan zal Hij uw paden effenen.
7Wees niet wijs in uw eigen ogen, Heb ontzag voor Jahweh en vermijd het kwaad:
8Het zal genezing brengen voor uw lichaam, Verkwikking voor uw gebeente.
9Eer Jahweh met heel uw bezit, Met het beste van al uw inkomsten:
10Dan zullen uw schuren vol koren zijn, Uw kuipen bersten van most.
11Mijn zoon, sla de lessen van Jahweh niet in de wind, Heb geen afkeer van zijn bestraffing;
12Want Jahweh tuchtigt hem, dien Hij liefheeft, Kastijdt het kind, dat Hij mag.
13Gelukkig de mens, die wijsheid verkreeg, De man die inzicht bekwam;
14Want haar voordelen zijn groter dan die van zilver, Wat zij opbrengt is beter dan goud.
15Zij is meer waard dan juwelen; Geen van uw kostbaarheden komt haar nabij!
16Met de rechterhand schenkt ze lengte van dagen, Met de linker rijkdom en aanzien.
17Haar wegen zijn liefelijke wegen, Al haar paden leiden tot vrede;
18Zij is een boom des levens voor wie haar vatten, En wie haar vasthoudt, is zalig te prijzen!

19Met wijsheid heeft Jahweh de aarde gegrond, Met inzicht de hemel gewelfd;
20Naar zijn kennis rollen de zeeën aan, En druppelen de wolken van dauw.
21Mijn zoon, verlies ze dus niet uit het oog, Maar doe alles met beleid en verstand;
22Laat ze het leven zijn voor uw ziel, Een sieraad voor uw hals.
23Dan zult ge veilig uw weg bewandelen, En zult ge uw voeten niet stoten;
24Dan behoeft ge niet te vrezen, als ge u neerlegt, Kunt ge rustig sluimeren, als ge wilt slapen.
25Dan behoeft ge niet te vrezen, voor wat de dommen verschrikt, Of als het onweer komt, dat de bozen overvalt;
26Want Jahweh zal zijn op al uw wegen, Uw voet behoeden voor de strik.
27Weiger het goede niet, aan wien het toekomt, Zolang het in uw macht is, het te doen.
28Zeg niet tot uw naaste: “Ga heen en kom nog eens terug”; Of “Mórgen krijgt ge iets”, terwijl ge het nú hebt!
29Smeed geen kwaad tegen uw naaste, Terwijl hij, niets duchtend, bij u verblijft;
30Zoek geen twist met iemand om niets, Als hij u geen kwaad heeft gedaan.
31Wees niet jaloers op een tyran, Laat geen zijner wegen u gevallen;
32Want Jahweh heeft een afschuw van den zondaar, Maar met de rechtvaardigen gaat Hij vertrouwelijk om.
33De vloek van Jahweh rust op het huis van den boze, Zijn zegen op de woning der rechtvaardigen;
34Met spotters drijft Hij de spot, Maar aan de nederigen schenkt hij genade.
35Wijzen zullen achting verwerven, Dwazen schande verkrijgen!