Text copied!
CopyCompare
De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939 - Spreuken

Spreuken 20

Help us?
Click on verse(s) to share them!
1De wijn is een spotter, de drank luidruchtig; Onwijs is hij, die zich eraan te buiten gaat.
2Een toornig koning brult als een leeuw; Wie hem prikkelt, vergrijpt zich aan zichzelf.
3Het is een eer voor den mens, buiten twisten te blijven; Alleen dwazen zoeken ruzie.
4Als een luiaard in de herfst niet wil ploegen, Zoekt hij in de oogsttijd tevergeefs.
5Diep water is het, wat iemand bij zichzelf overlegt; Maar een verstandig mens weet het te putten.
6Velen worden vriendelijke mensen genoemd; Waar vindt men echter iemand, die betrouwbaar is?
7Een deugdzaam mens, die onberispelijk wandelt: Ook na zijn dood gaat het zijn kinderen goed.
8De koning, die op zijn rechterstoel zit, Zift met zijn ogen al wat slecht is.
9Wie kan zeggen: Ik heb mijn hart rein gehouden, Ik ben vrij van zonde?
10Tweeërlei gewicht en tweeërlei maat: Jahweh heeft van beide een afschuw.
11Zelfs uit het gedrag van een kind kan men opmaken, Of zijn daden zuiver zijn en oprecht.
12Een oor dat hoort, en een oog dat ziet: Jahweh heeft ze beide gemaakt.
13Wees niet verzot op slapen, anders wordt ge arm; Houd uw ogen open, en ge krijgt eten genoeg.
14Slecht! Slecht! klaagt de koper; Maar als hij is weggegaan, gaat hij er groot op
15Er is goud, er zijn veel juwelen, Maar het kostbaarst bezit zijn verstandige lippen.
16Ontneem hem zijn kleed, want hij bleef borg voor een ander; Eis een pand van hem, terwille van vreemden.
17Gestolen brood smaakt iemand wel goed, Maar achteraf heeft hij een mond vol zand.
18Alleen door beraad komen plannen ten uitvoer; Voer dus de strijd met beleid.

19Wie altijd maar babbelt, verraadt licht een geheim; Bemoei u dus niet met een praatvaar.
20Als iemand zijn vader en moeder vervloekt, Gaat zijn lamp uit, wanneer de duisternis intreedt.
21Een bezit, te spoedig verkregen, Brengt tenslotte geen zegen.
22Zeg niet: Ik zal u het kwaad vergelden! Vertrouw op Jahweh; Hij zal u helpen.
23Tweeërlei gewicht is een gruwel voor Jahweh, Een valse weegschaal is kwaad.
24Door Jahweh zijn de schreden der mensen bepaald; Hoe zou ook de mens zijn weg kunnen zien?
25In de val loopt hij, die ijlings “Heilig” roept En eerst ná zijn geloften overlegt.
26Een wijs koning zift de bozen uit, En laat het rad over hen heengaan.
27Jahweh slaat de geest der mensen gade En doorzoekt alle schuilhoeken der ziel.
28Liefde en trouw beschermen den koning, Op rechtvaardigheid stut hij zijn troon.
29Het sieraad der jongemannen is hun kracht, Grijze haren zijn de pronk van de ouderdom.
30Bloedige striemen polijsten het hart, Slagen de schuilhoeken der ziel.