Text copied!
CopyCompare
De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939 - Spreuken

Spreuken 8

Help us?
Click on verse(s) to share them!
1Waarachtig, de wijsheid roept, De schranderheid verheft haar stem!
2Zij staat langs de weg op de toppen der hoogten, Op het kruispunt der wegen,
3Opzij van de poorten, aan de ingang der stad, Waar men de poorten betreedt, predikt zij luid:
4Ik roep tot u, mannen, Ik spreek tot de kinderen der mensen:
5Leert toch, onnozelen, wat schranderheid is, Verstaat toch, dwazen, wat wijsheid betekent!
6Luistert, want wat ik zeg is zeker, Wat over mijn lippen komt is juist;
7Mijn mond spreekt de waarheid, Van leugentaal hebben mijn lippen een afschuw.
8Al mijn woorden zijn oprecht, Niet één ervan is misleidend of vals;
9Voor wie ze verstaat, zijn ze allen treffend, Voor wie ze wil begrijpen, allen juist.
10Neemt liever mijn tucht aan dan zilver, Geeft aan kennis de voorkeur boven het fijnste goud;
11Want de wijsheid is meer waard dan juwelen, Geen kostbaarheid komt haar nabij!
12Ik, wijsheid, ben met overleg vertrouwd, En beschik over weloverwogen kennis;
13Maar hoogmoed en trots, een slechte levenswandel, En een wispelturige tong zijn een afschuw voor mij.
14Ik beschik over raad en beleid, Ik bezit doorzicht en kracht;
15Door mij zijn de koningen koning, En bepalen de leiders wat recht is;
16Door mij zijn de vorsten vorst, En zijn alle rechtvaardige rechters in aanzien.
17Die mij beminnen heb ik lief, En die mij zoeken, zullen mij vinden.
18Ik beschik over rijkdom en aanzien, Over duurzame welvaart en voorspoed;
19Mijn vrucht is meer waard dan het edelste goud, Meer dan het fijnste zilver mijn oogst.
20Ik wandel op de weg der gerechtigheid, Midden op de paden van het recht:
21Om die mij beminnen, met bezit te verrijken, En hun schatkamers te vullen.
22Jahweh schiep mij als zijn eerste gewrocht, Als het eerste werk, dat Hij ooit heeft gemaakt;
23Van oudsher ben ik gevormd, Van den beginne, vóór de eerste tijden der aarde.
24Toen er nog geen oceanen waren. was ik geboren, Toen er nog geen bronnen, rijk aan water, bestonden;
25Eer de bergen waren neergelaten, Eer de heuvels ontstonden, werd ik geboren,
26Eer Hij de aarde had gemaakt en de velden, En alle grondstoffen der wereld.
27Toen Hij de hemel welfde, was ik aanwezig, Toen Hij een kring trok rond het vlak van de oceaan;
28Toen Hij daarboven de wolken bevestigde, En de bronnen van de oceaan begonnen te stromen;
29Toen Hij de zee haar grenzen stelde, Dat de wateren haar oevers niet zouden overschrijden; Toen Hij de fundamenten der aarde legde:
30Was ik bij Hem als een troetelkind, Was ik elke dag zijn vermaak, Dartelde ik heel de tijd onder zijn ogen,
31Spelend op zijn wereldrond, En mij vermakend met de kinderen der mensen.
32Welnu dan kinderen luistert naar mij; Gelukkig zij, die mijn wegen bewaren;
33Hoort naar de lessen, weest wijs, en verwerpt ze niet. En de wacht houden aan de posten van mijn poorten.
34Gelukkig de mens, die naar mij luistert, Die elke dag aan mijn deuren waken,
35Wie mij vindt, heeft het leven gevonden, En welbehagen verkregen van Jahweh;
36Maar wie mij mist, benadeelt zichzelf, En al wie mij haten, beminnen de dood!