Text copied!
CopyCompare
De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939 - Spreuken

Spreuken 16

Help us?
Click on verse(s) to share them!
1Wel kan de mens bij zichzelf overleggen, Maar van Jahweh komt het antwoord van de mond.
2Al denkt de mens, dat al zijn wegen onschuldig zijn, Het is Jahweh, die de harten toetst!
3Wentel uw zorgen op Jahweh af, Dan komen uw plannen ten uitvoer.
4Jahweh heeft alles gemaakt met een doel, Zo ook den zondaar voor de dag van het onheil.
5Jahweh verafschuwt alle hooghartige mensen; De hand erop: ze ontkomen niet aan hun straf.
6Door oprechte liefde wordt de zonde uitgeboet, Uit vrees voor Jahweh leert men het kwaad mijden.
7Als Jahweh behagen heeft in iemands wegen, Maakt Hij zelfs diens vijanden met hem bevriend.
8Beter weinig met eerlijke middelen, Dan rijke inkomsten door onrecht.
9Al kan de mens bij zichzelf overleggen, Het is Jahweh, die zijn schreden richt.
10Van ‘s konings lippen komt een orakel, Bij een rechtszaak faalt zijn uitspraak niet.
11Een juiste balans en weegschaal zijn van Jahweh, En iedere gewichtssteen is zijn werk.
12Koningen moeten een afschuw van misdaden hebben; Alleen door rechtvaardigheid staat een troon sterk.
13Een koning heeft welbehagen in eerlijke taal, En houdt van iemand, die waarheid spreekt.
14De toorn eens konings is de bode van de dood; Een wijs man weet hem te ontwapenen.
15Een vriendelijk gezicht van den koning betekent leven, Zijn welgevallen is als een wolk vol lenteregen.
16Wijsheid verwerven is beter dan goud, Ervaring krijgen verkieslijker dan zilver.
17Het pad der deugdzamen weet het kwaad te vermijden; Wie op zijn weg let, beschermt zichzelf.
18Hoogmoed komt vóór de val, Hooghartigheid, voordat men struikelt.

19Beter deemoedig te zijn met armen, Dan met hovaardigen buit te delen.
20Wie op zijn woorden let, heeft het goed; Gelukkig hij, die op Jahweh vertrouwt!
21Een wijze geest wordt verstandig genoemd, Maar met goede woorden bereikt men nog meer.
22Inzicht is een levensbron voor wie het bezit, Dwazen worden met dwaasheid bestraft.
23Een wijze geest spreekt verstandige taal, Hij maakt, dat zijn woorden overtuigen.
24Vriendelijke woorden zijn een honingraat, Zoet voor de ziel en verkwikkend voor het gebeente.
25Soms houdt men een weg voor de rechte, Die tenslotte uitloopt op de dood.
26De honger zet den arbeider aan tot werken; Zijn mond dwingt hem ertoe.
27Een man, die niet deugt, is een oven van boosheid; Op zijn lippen brandt als het ware een vuur.
28Een wispelturig mens stuurt op ruzie aan, Een lastertong brengt onenigheid tussen vrienden.
29Een booswicht tracht zijn naaste te verleiden, En hem te brengen op een weg, die niet deugt.
30Wie zijn ogen toeknijpt, is iets vals van plan; Wie zijn lippen opeenperst, heeft het kwaad al gedaan.
31Het grijze haar is een heerlijke kroon, Die op het pad der deugd wordt verkregen.
32Een lankmoedig man is meer waard dan een krachtmens; Wie zichzelf beheerst, staat hoger, dan wie een stad bedwingt.
33Wel wordt het lot in de schoot geworpen Maar wat het uitwijst, komt van Jahweh.