Text copied!
CopyCompare
De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939 - Johannes - Johannes 11

Johannes 11:20-49

Help us?
Click on verse(s) to share them!
20Zodra Marta Jesus’ aankomst vernam, ging ze Hem tegemoet; Maria bleef thuis.
21En Marta zei tot Jesus: Heer, zo Gij hier waart geweest, was mijn broer niet gestorven.
22Maar zelfs nu weet ik nog, dat God U zal geven, wat Gij Hem vraagt.
23Jesus sprak tot haar: Uw broer zal verrijzen.
24Marta zeide Hem: Ik weet, dat hij verrijzen zal bij de opstanding op de jongste dag.
25Jesus sprak tot haar: Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven;
26en wie leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven voor eeuwig. Gelooft ge dit?
27Ze zeide Hem: Ja, Heer; ik geloof, dat Gij de Christus zijt, Gods Zoon, die in de wereld komt.
28Na deze woorden ging ze heen, om Maria, haar zuster, te roepen; heel in stilte zeide ze haar: De Meester is daar, en roept u.
29Zodra deze het hoorde, stond ze haastig op, en ging naar Hem toe.
30Jesus was nog niet in het dorp gekomen, maar bevond Zich nog op de plaats. waar Marta Hem had ontmoet.
31De Joden, die bij Maria in huis waren, om hun rouwbeklag te doen, zagen haar ijlings opstaan en heengaan; zij volgden haar, in de mening, dat ze naar het graf ging, om er te wenen.
32Zodra Maria kwam, waar Jesus was, en Hem zag, viel ze voor zijn voeten neer, en sprak tot Hem: Heer, zo Gij hier waart geweest, was mijn broer niet gestorven.
33Toen Jesus haar zag wenen, en de Joden zag wenen, die haar vergezelden, werd Hij hevig bewogen en ontroerd.
34Hij sprak: Waar hebt gij hem begraven? Ze zeiden Hem: Heer, kom het zien.
35En Jesus weende.
36De Joden zeiden: Zie, hoe Hij hem liefhad.
37Maar sommigen hunner zeiden: Kon Hij, die de ogen van den blinde heeft geopend, niet even goed zorgen, dat deze niet stierf?
38Jesus dan, opnieuw hevig bewogen, kwam bij het graf. Het was een grot, en een steen sloot de ingang af.
39Jesus sprak: Neemt de steen weg. Marta, de zuster van den overledene, zeide Hem: Heer, hij riekt al; want het is reeds de vierde dag.
40Jesus sprak tot haar: Heb Ik u niet gezegd: Wanneer ge gelooft, zult ge Gods heerlijkheid zien?
41Men nam dus de steen weg. Toen sloeg Jesus de ogen omhoog, en sprak: Vader, Ik dank U, omdat Gij Mij hebt verhoord.
42Ik wist wel, dat Gij Mij altijd verhoort; maar Ik zeg het terwille van de omstaande menigte, opdat ze mogen geloven, dat Gij Mij gezonden hebt.
43Na deze woorden riep Hij met luider stem: Lázarus, kom uit.
44En de dode kwam te voorschijn, de voeten en handen in windsels gewikkeld, en zijn gezicht met een zweetdoek omwonden. Jesus zei hun: Maakt hem los, en laat hem gaan.
45Velen van de Joden, die naar Maria waren gekomen, en gezien hadden, wat Jesus gedaan had, geloofden daarom in Hem.
46Maar sommigen van hen liepen naar de farizeën, en deelden hun mee, wat Jesus gedaan had.
47Toen riepen de opperpriesters en farizeën de Hoge Raad bijeen. Ze zeiden: Wat doen we? Want die man doet veel wonderen.
48Als we Hem zó laten begaan, zullen ze allemaal in Hem geloven; dan zullen de Romeinen komen, en ons land en volk verdelgen.
49Maar één hunner, Káifas, die dat jaar de hogepriester was, sprak tot hen: Weet gij geen uitkomst?

Read Johannes 11Johannes 11
Compare Johannes 11:20-49Johannes 11:20-49