Text copied!
CopyCompare
De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939 - Job

Job 10

Help us?
Click on verse(s) to share them!
1Ik walg nu toch van het leven, En laat dus de vrije loop aan mijn klagen; Ik spreek in de bitterheid van mijn ziel,
2En zeg tot God: Behandel mij niet als een schuldige; Laat mij weten, waarom Gij tegen mij strijdt!
3Brengt het U voordeel, dat Gij verdrukt, Dat Gij het werk uwer handen verwerpt, Maar de plannen der bozen begunstigt?
4Hebt Gij ogen van vlees, Ziet Gij, zoals mensen dat doen;
5Zijn uw dagen als die van een sterveling, Uw jaren als de levensduur van een mens:
6Dat Gij op zoek zijt naar mijn schuld, En naar mijn zonden blijft vorsen,
7Ofschoon Gij weet, dat ik niet schuldig ben, En niemand mij uit uw hand kan redden?
8Uw eigen handen hebben mij gevormd en gewrocht, En nu zoudt Gij me weer gaan vernielen?
9Bedenk toch, dat Gij mij als leem hebt gekneed: En Gij voert mij terug naar het stof?
10Hebt Gij me niet als melk laten vloeien, En als kaas laten stremmen;
11Mij niet bekleed met huid en met vlees, Met beenderen en spieren samengeweven?
12In uw goedheid hebt Gij mij het leven geschonken Uw zorg heeft mijn adem bewaakt,
13Maar dit was uw heimelijke toeleg daarbij, Ik weet, dat Gij dit hadt besloten:
14Als ik zondigde, mij in het oog te houden, En mij mijn misdaad niet te vergeven;
15Was ik schuldig: Wee mij! En was ik onschuldig, Toch zou ik mijn hoofd niet mogen verheffen, Zat van smaad en gedrenkt met ellende!
16Hief ik het op, Gij zoudt jacht op mij maken, als een luipaard, Mij telkens uw wondere macht laten voelen,
17Uw vijandschap jegens mij weer vernieuwen; Gij zoudt uw toorn op mij nog verdubbelen, Gij riept troepen en legers tegen mij op!
18Waarom hebt Gij mij dan uit de schoot laten komen, Gaf ik de geest niet, eer een oog mij aanschouwde?

19Dan was ik nu, als had ik nimmer bestaan, En was van de schoot naar het graf gedragen.
20Ach, mijn levensdagen zijn maar gering, Laat mij met rust, dat ik een weinig vreugde beleef,
21Eer ik heenga, vanwaar ik niet terugkom, Naar het land van duisternis en schaduw des doods;
22Naar het sombere land, waar wanorde heerst, De dag als een stikdonkere nacht!