4Wie onervaren is, kome hierheen, Wie onverstandig is, tot hem wil ik spreken.
5Komt, eet van mijn spijzen, En drinkt van de wijn die ik mengde;
6Laat de onnozelheid varen, opdat gij moogt leven, Betreedt de rechte weg van het verstand!
7Wie een spotter vermaant, berokkent zich schande, En wie een booswicht bestraft, op hem komt een smet.
8Ge moet geen spotter bestraffen, hij zal u erom haten, Bestraf een wijze, hij zal er u dankbaar voor zijn.