3Nu laat ze haar dienstmaagden noden Op de hoogste punten der stad:
4Wie onervaren is, kome hierheen, Wie onverstandig is, tot hem wil ik spreken.
5Komt, eet van mijn spijzen, En drinkt van de wijn die ik mengde;
6Laat de onnozelheid varen, opdat gij moogt leven, Betreedt de rechte weg van het verstand!