1Waarachtig, de wijsheid roept, De schranderheid verheft haar stem!
2Zij staat langs de weg op de toppen der hoogten, Op het kruispunt der wegen,
3Opzij van de poorten, aan de ingang der stad, Waar men de poorten betreedt, predikt zij luid:
4Ik roep tot u, mannen, Ik spreek tot de kinderen der mensen:
5Leert toch, onnozelen, wat schranderheid is, Verstaat toch, dwazen, wat wijsheid betekent!