26Want Jahweh zal zijn op al uw wegen, Uw voet behoeden voor de strik.
27Weiger het goede niet, aan wien het toekomt, Zolang het in uw macht is, het te doen.
28Zeg niet tot uw naaste: “Ga heen en kom nog eens terug”; Of “Mórgen krijgt ge iets”, terwijl ge het nú hebt!
29Smeed geen kwaad tegen uw naaste, Terwijl hij, niets duchtend, bij u verblijft;
30Zoek geen twist met iemand om niets, Als hij u geen kwaad heeft gedaan.