Text copied!
CopyCompare
De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939 - Spreuken - Spreuken 30

Spreuken 30:1-12

Help us?
Click on verse(s) to share them!
1Woorden van Agoer, den zoon van Jake, uit Massa De mens spreekt: Ik heb mij afgemat, o God; Ik heb mij afgemat, o God; ik ben op!
2Ik ben de domste van alle mensen, Ik bezit geen mensenverstand;
3Maar God heeft mij wijsheid geleerd Nu bezit ik kennis van den Heilige!
4Wie steeg ten hemel op, en daalde weer neer; Wie ving de wind in zijn holle hand; Wie bond het water in zijn mantel; Wie stelde de grenzen der aarde vast? Hoe is zijn naam, hoe de naam van zijn zoon? Zeg het mij, wanneer ge het weet.
5Elk woord van God is vertrouwd; Hij is een schild, voor wie op Hem bouwen.
6Voeg aan zijn woorden niets toe, Anders berispt Hij u, en blijkt ge een leugenaar.
7Twee dingen wil ik van U vragen, Weiger mij die niet, eer ik sterf:
8Onwaarheid en leugentaal, Houd ze verre van mij! Geef mij armoede noch rijkdom, Maar schenk mij het voedsel, dat ik nodig heb,
9Opdat ik U in mijn overvloed niet verloochene En zeggen durf: “Wie is Jahweh!” Of in mijn armoede niet tot stelen kom, En mij vergrijp aan de Naam van mijn God.
10Belaster een knecht niet bij zijn meester; Anders vloekt hij u, en boet gij ervoor.
11Wee het geslacht, dat zijn vader vloekt, En zijn moeder niet eert;
12Het geslacht, dat zich onschuldig waant, Maar niet eens is schoongewassen van zijn vuil;

Read Spreuken 30Spreuken 30
Compare Spreuken 30:1-12Spreuken 30:1-12