Text copied!
CopyCompare
De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939 - Spreuken - Spreuken 27

Spreuken 27:12-25

Help us?
Click on verse(s) to share them!
12De wijze ziet onheil en trekt zich terug; De onnozelen lopen door, en moeten ervoor boeten.
13Ontneem hem zijn kleed, want hij bleef borg voor een ander; Eis pand van hem terwille van een vreemde vrouw.
14Als iemand zijn naaste op de vroege morgen luidruchtig begroet, Dan wordt het als een vloek beschouwd
15Een gestadig druppelend lek op een stortregen-dag, En een snibbige vrouw, ze gelijken op elkaar.
16De noordenwind is een ruwe wind, Toch wordt hij geluksbode genoemd
17Zoals ijzer ijzer scherpt, Zo scherpt de ene mens den ander.
18Wie op zijn vijgeboom past, zal zijn vruchten eten; Wie voor zijn meester zorgt, wordt rijk beloond.
19Zoals het ene gezicht op het andere lijkt, Zo lijkt ook het ene mensenhart op het andere.
20Dodenrijk en onderwereld krijgen nooit genoeg; De ogen der mensen zijn nimmer bevredigd.
21Voor het zilver de smeltkroes, de oven voor het goud: De mens wordt beproefd naar zijn goede naam.
22Al stampt ge den dwaas in een vijzel, Tussen de gerstekorrels met een stamper: Ge krijgt er zijn dwaasheid niet uit.
23Let goed op, hoe uw schapen eruit zien, En volg uw kudde met aandacht;
24Want welvaart duurt niet eeuwig, Een schat niet van geslacht op geslacht.
25Als het hooi binnen is, de nawas verschijnt, En het groen der bergweide wordt ingezameld,

Read Spreuken 27Spreuken 27
Compare Spreuken 27:12-25Spreuken 27:12-25