24Innig verheugt zich de vader van een rechtschapene, Wie een wijze baarde, beleeft genoegen aan hem:
25Zo moge uw vader zich over u verheugen, Zij zich verblijden, die u ter wereld bracht.
26Mijn zoon, schenk mij uw hart, Laat uw ogen op mijn wegen letten;
27Want een deerne is een diepe kuil, Een vreemde vrouw een nauwe put.