12Neem een vermaning wel ter harte Open uw oren voor verstandige taal.
13Ge moet een knaap geen vermaning sparen, Al slaat ge hem met een stok, hij gaat er niet van dood;
14Want als ge hem met een stok hebt geslagen, Hebt ge hem van de onderwereld gered.
15Mijn kind, als úw hart wijs is, Zal ook mijn hart zich verheugen;
16Mijn ziel zal jubelen, Als uw lippen juiste dingen zeggen.
17Laat uw hart niet jaloers zijn op zondaars, Maar ijveren voor de vrees voor Jahweh, iedere dag;
18Als ge die bewaart, is er toekomst, En zal uw verwachting niet worden beschaamd.