16De wijze is behoedzaam en mijdt het kwaad, De dwaas is zorgeloos en gaat er op in.
17De lichtgeraakte haalt dwaasheden uit, Een beleidvol mens is verdraagzaam.
18De onnozelen valt dwaasheid ten deel, De wijze wordt met kennis gekroond.
19De bozen moeten zich voor de deugdzamen buigen, De snoodaards voor de poorten der rechtvaardigen staan.