10Het hart kent zijn eigen droefheid alleen; Ook in zijn vreugde kan een vreemde zich niet mengen.
11Het huis der bozen wordt verwoest, De tent der rechtvaardigen richt zich op.
12Soms houdt iemand een weg voor de rechte, Die tenslotte uitloopt op de dood.
13Ook als iemand lacht, kan hij verdriet hebben; Blijdschap loopt soms op droefheid uit.
14Een zondaar krijgt uit zijn wandel ruimschoots zijn deel, Maar ook een deugdzaam mens uit zijn daden.