11Snel verworven rijkdom slinkt even vlug weg; Alleen wie gestadig verzamelt, wordt rijk.
12Langdurig wachten sloopt het hart, Maar een vervulde wens is een boom des levens.
13Wie het bevel niet telt, wordt ervoor gestraft; Wie het voorschrift eerbiedigt, wordt beloond.
14Het onderricht van den wijze is een bron van leven; Men vermijdt er mee de strikken des doods.
15Gezond verstand maakt bemind, Het gedrag der veinzaards leidt tot hun eigen verderf.
16Een wijze doet alles met beleid, Maar een zot kraamt zijn dwaasheid uit.
17Een onbekwaam boodschapper brengt ongeluk aan, Een betrouwbaar gezant wendt het af.
18Armoe en schande voor wie de berisping niet telt; Maar wie een vermaning ter harte neemt, wordt geëerd.