3Liefde en trouw mogen u nimmer verlaten, Hang ze om uw hals, schrijf ze op de tafel van uw hart;
4Dan zult ge goed en verstandig zijn, In de ogen van God en de mensen.
5Vertrouw op Jahweh met heel uw hart, Verlaat u niet op uw eigen inzicht;
6Denk aan Hem op al uw wegen, Dan zal Hij uw paden effenen.
7Wees niet wijs in uw eigen ogen, Heb ontzag voor Jahweh en vermijd het kwaad:
8Het zal genezing brengen voor uw lichaam, Verkwikking voor uw gebeente.