25Ze is met kracht en voornaamheid bekleed, En kent geen angst voor de komende dag.
26Haar mond is vol wijsheid, Een vriendelijke wenk ligt op haar tong:
27Zo gaat ze de gangen na van haar gezin, Niet in ledigheid eet ze haar brood!
28Haar zonen staan op, en prijzen haar gelukkig, Haar man ook geeft haar deze lof:
29“Menige vrouw weert zich dapper, Maar gij hebt ze allen overtroffen!”
30Bedriegelijk is de bevalligheid, en broos is de schoonheid; Maar een vrouw, die Jahweh vreest, blijft geëerd.