1Wenken voor Lemoeël, den koning van Massa, die zijn moeder hem gaf.
2Mijn zoon, wat zal ik u zeggen; Wat, kind van mijn schoot; Wat, kind van mijn geloften!
3Verkwist uw geld niet aan vrouwen, Schenk uw hart niet aan haar, die koningen verderven;
4Dat past geen koningen, Lemoeël! Het past geen koningen, wijn te drinken; Vorsten mogen niet verzot zijn op drank.
5Anders vergeten zij al drinkend de wet, En verdraaien het recht van alle verdrukten.
6Geef de drank maar aan hen, die ontredderd zijn, Schenk wijn aan bedroefden:
7Al drinkend vergeten ze hun armoe, En denken niet meer aan hun zorgen.