5Dan zult ge de vreze voor Jahweh begrijpen, Zult ge vinden de kennis van God.
6Want Jahweh schenkt wijsheid, Van zijn lippen komen kennis en inzicht;
7Hij houdt hulp bereid voor de braven, Is een schild voor mensen van onberispelijke wandel;
8Hij beschermt de paden des rechts, En beveiligt de weg van zijn dienaars!
9Dan zult ge verstaan wat recht is en plicht, Recht vooruit gaan op elk goed pad.
10Want de wijsheid zal haar intrede doen in uw hart, De kennis zoet zijn voor uw ziel;
11Het overleg zal over u waken, Het verstand de wacht bij u houden.
12Zij zullen u behoeden voor de weg van het kwaad, Voor den man, die leugentaal spreekt;
13Voor hen, die het rechte pad hebben verlaten, En wandelen op duistere wegen;
14Voor hen, wie de misdaad een vreugde is, En die om boze plannen juichen,
15Die kronkelwegen gaan, En afdwalen op hun paden.