24Wie zijn vader en moeder berooft, en zegt: “Het is niet verkeerd”, Is een gezel van den misdadiger.
25Een hebzuchtig mens stookt ruzie; Wie op Jahweh vertrouwt, heeft het goed.
26Wie op zichzelf vertrouwt, is een domoor; Wie in wijsheid wandelt, wordt gered.
27Wie aan een arme geeft, krijgt geen gebrek; Wie zijn ogen voor hem sluit, wordt diep vervloekt.