14Een diepe kuil is de mond van vreemde vrouwen; Op wien Jahweh vertoornd is, die valt erin.
15Al zit de dwaasheid in het hart van een kind geworteld, De tuchtroede haalt ze er uit!
16Wie een arme verdrukt, brengt hem voordeel; Wie aan een rijkaard iets geeft, veroorzaakt gebrek
17Woorden van wijzen Neig uw oor en luister naar mijn woorden; Zet uw aandacht erop, om ze te leren kennen.
18Het is goed, als ge ze ter harte neemt, En ze allen bestendig op uw lippen hebt.