1In Jahweh’s hand is het hart van een koning als een beekje; Hij leidt het, waarheen Hij wil.
2Al denkt de mens, dat al zijn wegen recht zijn, Het is Jahweh, die de harten toetst.
3Rechtvaardigheid beoefenen en billijkheid, Is Jahweh meer waard dan offers.
4Een hooghartige blik, een opgeblazen hart, De aanplant der bozen is zonde
5De plannen van een ijverig mens brengen louter voordeel, Maar wie zich overhaast, krijgt enkel gebrek.
6Wie met leugens schatten wil verwerven, Jaagt ijdelheid na en de strikken des doods.
7Bozen worden door hun gewelddaden meegesleept; Want zij weigeren, recht te doen.
8Kronkelig is de weg van een bedrieger; Wie eerlijk is, handelt oprecht.
9Beter te wonen op de punt van het dak, Dan met een snibbige vrouw in de echtelijke woning.