5Als een wijze ze hoort, zal hij zijn inzicht verdiepen, Een verstandig mens zal er ideeën door krijgen;
6Spreuk en strikvraag zal hij doorzien, De woorden der wijzen en hun problemen.
7Het ontzag voor Jahweh is de grondslag der wijsheid; Maar ongelovigen lachen om wijsheid en tucht.
8Mijn zoon, luister dus naar de wenken van uw vader, Sla niet in de wind, wat uw moeder u leerde;
9Want het siert uw hoofd als een krans, Uw hals als een snoer.
10Mijn zoon, als zondaars u willen verleiden, stem niet toe,