12Gelijk de onderwereld hen levend verslinden, Als zij, die ten grave dalen, geheel en al;
13Allerlei kostbare schatten zullen we vinden, Onze huizen vullen met buit;
14Ge moogt meeloten in onze kring, Eén buidel zullen we samen delen!
15Mijn zoon, ga dan niet met hen mee, En houd uw voet af van hun pad;