9Het zoenoffer spot met de dwazen, Maar bij rechtvaardigen woont de genade.
10Het hart kent zijn eigen droefheid alleen; Ook in zijn vreugde kan een vreemde zich niet mengen.
11Het huis der bozen wordt verwoest, De tent der rechtvaardigen richt zich op.
12Soms houdt iemand een weg voor de rechte, Die tenslotte uitloopt op de dood.