14Wat van iemands lippen komt, wordt hem rijkelijk vergolden; En wat iemands handen doen, valt terug op hemzelf.
15De dwaze houdt zijn weg voor recht; Alleen wie naar raad luistert, is wijs.
16Een dwaas laat ogenblikkelijk zijn woede blijken, Wijs is hij, die een belediging doodzwijgt.
17Wie waarheid spreekt, verbreidt recht; Maar een valse getuige pleegt bedrog.