2Komt de overmoed, dan komt ook de schande; Alleen bij ootmoedigen is wijsheid.
3De vromen worden door hun deugd geleid; Hun eigen valsheid stort de zondaars in het verderf.
4Op de dag van gramschap kan rijkdom niet baten, Alleen de rechtvaardigheid redt van de dood.
5De weg van den rechtvaardige wordt door zijn deugd geëffend, Maar de boze komt door zijn boosheid ten val.
6De rechtvaardigen worden door hun deugd gered, Maar de zondaars lopen door hun begeerlijkheid in de val.
7Als een boosdoener sterft, vervliegt zijn hoop; De verwachting der zondaars loopt uit op niets