13Wie lasterend rondgaat, verraadt licht een geheim; Een betrouwbaar karakter houdt de zaak vóór zich.
14Bij gebrek aan overleg komt een volk ten val, De redding berust op veel beraad.
15Slecht vergaat het hem, die borg blijft voor een vreemde; Maar wie de handslag mijdt, leeft gerust.
16Een lieve vrouw dwingt eerbied af; Maar een vrouw, die oprechtheid haat, is een schandvlek. De luiaards krijgen geen vermogen Stoere werkers geraken tot welstand.
17Een vriendelijk mens doet zich zelven goed, Een wreedaard kwelt zijn eigen vlees.