Text copied!
CopyCompare
De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939 - Psalmen

Psalmen 91

Help us?
Click on verse(s) to share them!
1Wie onder de hoede van den Allerhoogste verblijft, En in de schaduw van den Almachtige woont,
2Mag zeggen tot Jahweh: “Mijn toevlucht en sterkte, Mijn God, op wien ik vertrouw!”
3Want Hij behoedt u voor de strik van den jager, En voor de verraderlijke kuil;
4Hij zal met zijn vleugelen u dekken, En onder zijn wieken vindt gij een schuilplaats.
5Gij hebt de verschrikkingen van de nacht niet te vrezen, Geen pijl, die vliegt overdag;
6Geen pest, die in de duisternis rondsluipt, Geen besmetting, die ‘s middags haar verwoestingen aanricht.
7Al vallen er duizend aan uw zijde, Tienduizend aan uw rechterhand, U treffen ze niet; Zijn trouw is een schild en een pantser!
8Ja, met eigen ogen zult gij het zien, En de vergelding der bozen aanschouwen;
9Want úw toevlucht is Jahweh, Den Allerhoogste hebt gij u tot beschermer gekozen.
10Geen onheil zal u dus treffen, Geen plaag uw tenten bereiken;
11Want Hij zal voor u zijn engelen ontbieden, Om u op al uw wegen te hoeden.
12Zij zullen u op de handen dragen, Opdat gij aan geen steen uw voeten zult stoten;
13Op slang en adder zult gij treden, Leeuwenwelp en draak vertrappen.
14“Omdat hij Mij liefheeft, zal Ik hem redden, En omdat hij mijn Naam kent, hem beschermen; Roept hij Mij aan, Dan antwoord Ik hem.”
15Ik zelf sta hem bij in de nood; Ik red hem en herstel hem in ere:
16Lengte van dagen zal Ik hem schenken, En hem mijn heil doen aanschouwen!