Text copied!
CopyCompare
De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939 - Marcus - Marcus 6

Marcus 6:33-55

Help us?
Click on verse(s) to share them!
33Maar velen zagen hen vertrekken, en begrepen waarheen; uit alle steden liep men gezamenlijk te voet daar naar toe, en men was er nog eerder dan zij.
34Toen Jesus uitsteeg, zag Hij dus een talrijke schare. Hij had medelijden met hen, daar ze als schapen zonder herder waren; en Hij begon ze velerlei dingen te leren.
35Toen het reeds laat was geworden, kwamen zijn leerlingen naar Hem toe, en zeiden: Deze plaats is woest, en het is reeds laat geworden;
36stuur ze weg, dan kunnen ze naar de omliggende dorpen en gehuchten gaan, om zich levensmiddelen te kopen.
37Maar Hij gaf hun ten antwoord: Geeft gij hun te eten! Ze zeiden Hem: Zullen we dan voor tweehonderd tienlingen brood gaan kopen, en hun te eten geven?
38Maar Hij sprak tot hen: Hoeveel broden hebt gij? Gaat eens zien. En na gedaan onderzoek zeiden ze: Vijf, en twee vissen.
39Nu gebood Hij hun, ze allen in groepen neer te zetten op het groene gras.
40Ze gingen zitten in groepen van honderd en groepen van vijftig.
41Toen nam Hij de vijf broden en de twee vissen, zag op ten hemel, en sprak er de zegen over uit: Hij brak de broden en gaf ze aan zijn leerlingen, om ze hun aan te bieden: ook de twee vissen verdeelde Hij onder hen.
42Allen aten en werden verzadigd.
43En ze verzamelden de brokken; twaalf korven vol, behalve nog het overschot van de vissen.
44Het waren vijf duizend mannen, die van de broden hadden gegeten.
45Onmiddellijk daarna dwong Hij zijn leerlingen om scheep te gaan, en vóór Hem uit naar Betsáida over te steken; intussen zond Hij de schare heen.
46En nadat Hij ze had weggezonden, ging Hij het gebergte in, om er te bidden.
47Toen het nacht begon te worden, was de boot midden op het meer, en Hij was alleen op het land.
48Hij zag ze tobben, om vooruit te komen; want de wind was tegen. En tegen de vierde nachtwaak kwam Hij naar hen toe, wandelend op het meer; en Hij wilde ze voorbijgaan.
49Toen ze Hem op het meer zagen wandelen, meenden ze, dat het een spook was, en ze gilden het uit;
50want allen zagen Hem, en waren ontsteld. Aanstonds sprak Hij hen toe, en zeide hun: Weest gerust, Ik ben het; vreest niet!
51Hij stapte bij hen in de boot, en de wind bedaarde. Nu raakten ze heel en al van streek;
52want ze waren door de broden niet tot inzicht gekomen, maar hun hart was blind gebleven.
53Toen ze de overkant hadden bereikt, kwamen ze in het land Gennézaret; daar legden ze aan.
54Nauwelijks waren ze uit de boot gegaan, of men had Hem herkend.
55En men liep die hele landstreek af; en als men hoorde, dat Hij ergens was, begon men de zieken op hun bedden daarheen te dragen.

Read Marcus 6Marcus 6
Compare Marcus 6:33-55Marcus 6:33-55