20Hij zeide hun: Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben? Petrus antwoordde: De Christus van God.
21En Hij verbood hun ten strengste, dit aan iemand te zeggen.
22Nu zeide Hij: De Mensenzoon zal veel moeten lijden, en verworpen worden door de oudsten en opperpriesters en schriftgeleerden. Hij zal worden gedood, en op de derde dag verrijzen.
23Nu sprak Hij tot allen: Zo iemand mijn volgeling wil zijn, dan moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen iedere dag, en Mij volgen.
24Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen; maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het redden.