Text copied!
CopyCompare
De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939 - Jesaja

Jesaja 32

Help us?
Click on verse(s) to share them!
1Zie, dan zal een Koning met gerechtigheid heersen, En de vorsten zullen besturen met recht.
2Ieder van hen zal zijn als een beschutting tegen de wind, En als een schuilplaats tegen de regen; Als een waterbeek in de steppe, Als de schaduw van een machtige rots op het dorstige land.
3Dan blijven de ogen der zienden niet langer gesloten, En de oren der horenden luisteren weer;
4Het onbezonnen verstand leert begrijpen, De stamelende tong spreekt vloeiend en klaar;
5De dwaas wordt niet langer voor edel gehouden, De sluwerd geen man van aanzien genoemd.
6Want de dwaas spreekt maar dwaasheid En zijn hart zint op boosheid: Om vermetel te worden, En tegen Jahweh te lasteren; Om den hongerige gebrek te doen lijden, Den dorstige een dronk te onthouden.
7En de sluwerd verzint listige streken, Beraamt boze plannen, Om ongelukkigen door leugen in het verderf te storten, Den arme door zijn beschuldiging voor het gerecht.
8Maar een edel mens vormt nobele plannen, En brengt ze ten uitvoer.
9Lichtzinnige vrouwen, hoort naar mijn stem, Luchthartige dochters, luistert naar mijn woord!
10Na jaar en dag Zult ge beven, luchthartigen: Want dan is ‘t gedaan met de wijn, En geen oogst is er meer.
11Siddert lichtzinnigen, beeft luchthartigen, Ontkleedt en ontbloot u; Gordt de rouw om uw lenden,
12En slaat op uw borsten: Om de lieflijke velden, De vruchtbare wijnstok.
13Doornen en distels woekeren op de grond van mijn volk In alle lustpaleizen der dartele veste;
14Want de burcht ligt eenzaam, verlaten de woelige stad, Ofel en toren verwoest: Holen voor eeuwig, Een lustoord voor ezels, een weide der kudde.
15Dan stort Hij voor eeuwig een geest uit de hoge over ons uit, En wordt de steppe een boomgaard, de boomgaard een woud.
16Het recht zal in de steppe vertoeven, De gerechtigheid in de boomgaard wonen;
17En vrede zal de winst der gerechtigheid zijn, Rust en veiligheid de vrucht van het recht voor altoos!
18Mijn volk zal in een oord van vrede wonen, In veilige woningen in zorgeloze rust.

19Maar het woud zal worden geveld en vernield, De stad tot de grond geslecht.
20Heil u! Gij zult aan alle wateren zaaien, En rund en ezel daar vrij laten lopen.