30Dan zal ik de Naam van God in liederen prijzen, En Hem loven en danken!
31Dit zal Jahweh meer aangenaam zijn dan stieren, Meer dan varren met horens en hoeven.
32Verheugt u, ongelukkigen, wanneer gij dit ziet; Zoekt naar God, en uw hart leeft weer op.
33Want Jahweh hoort de behoeftigen aan, En versmaadt de geknevelden niet.
34Hemel en aarde moeten Hem loven, De zeeën, met wat er in leeft!
35Want God zal Sion verlossen, En de steden van Juda herbouwen. Men zal daarin terugkeren, En ze bezetten;
36Het geslacht van zijn dienaars zal ze erven, En wie zijn Naam liefheeft, daar wonen!