1Voor muziekbegeleiding; op de wijze: “Een duif van ver verwijderde terebinten.” Een puntdicht van David, toen de Filistijnen hem in Gat gevangen hielden. Ontferm U mijner, o God; want de mensen grijpen mij aan, Bekampen en kwellen mij iedere dag;
2Mijn vijanden bestoken mij altijd door, Want talrijk zijn mijn belagers.
3Maar verre van mij, dat ik ooit zou vrezen; Op U heb ik mijn vertrouwen gesteld.
4In Jahweh’s belofte kan ik jubelen; Op God vertrouw ik, zonder te vrezen! Wat kunnen de mensen mij doen?
5Ze blijven mij krenken, altijd door, Tegen mij zijn al hun boze plannen gericht;