12Die mijn leven belagen en mijn ongeluk zoeken, Bespreken mijn val, en belasteren mij de hele dag.
13Maar ik ben als een dove, die het niet hoort, Als een stomme, die zijn mond niet opent,
14Als een man, die niet luistert, En wiens mond geen antwoord meer weet.
15Neen, Jahweh, ik verlaat mij op U: Antwoord Gij, mijn Heer en mijn God;
16Want ik vrees, dat men zich vrolijk over mij maakt, Een grote mond tegen mij zet, nu mijn voeten wankelen.
17Ja, ieder ogenblik dreig ik te vallen, Mijn ellende staat mij steeds voor de geest;