3Wie mag de berg van Jahweh bestijgen, Wie zijn heilige stede betreden?
4Die rein is van handen, en zuiver van hart; In wiens ziel geen bedrog is, en die geen valse eden zweert.
5Hij zal zegen van Jahweh ontvangen, En loon van den God van zijn heil:
6Die behoort tot hen, die Jahweh vereren, En het aangezicht zoeken van Jakobs God.
7Poorten, heft uw kroonlijsten op; Eeuwige posten, rekt u omhoog: De Koning der glorie gaat binnen!
8Wie is de Koning der glorie? Jahweh, krachtig en sterk, Jahweh, de held in de strijd!
9Poorten, heft uw kroonlijsten op; Eeuwige posten, rekt u omhoog: De Koning der glorie gaat binnen!
10Wie is de Koning der glorie? Jahweh der heirscharen Is de Koning der glorie!