Text copied!
CopyCompare
De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939 - Psalmen - Psalmen 17

Psalmen 17:4-14

Help us?
Click on verse(s) to share them!
4Ik overtrad uw gebod niet, zoals de mensen dat doen, Maar volbracht het bevel uwer lippen;
5Op het pad uwer wetten heb ik mijn schreden gezet, Mijn voet heeft nooit op uw wegen gewankeld.
6Nu roep ik tot U; want Gij zult mij verhoren, o God; Luister naar mij, en hoor naar mijn smeken!
7Doe wonderen van goedheid, o Redder van die op U hopen, En die op uw rechterhand steunen.
8Behoed mij als de appel van uw oog, Verberg mij in de schaduw uwer vleugelen:
9Voor de bozen, die mij bespringen, Voor mijn vijanden, die mij woedend omringen.
10Ze hebben hun hart met vet afgesloten, En blijven zwetsen met hun mond;
11Ze omsingelen mij, waar ik ook ga, Loerend, om mij ter aarde te werpen.
12Ze zijn als een leeuw, die hunkert naar buit, Als een leeuwenwelp, dat in hinderlaag ligt.
13Op, Jahweh, hem tegemoet, stort hem neer, En red mijn ziel van den boze!
14Uw zwaard moge ze doden, Jahweh, uw hand ze van de aarde verdelgen! Dit zij hun deel in het leven; En hebt Gij nog meer, vul er hun buik mee; Laat hun zonen er zich aan vergasten, En de rest aan hun kinderen vermaken.

Read Psalmen 17Psalmen 17
Compare Psalmen 17:4-14Psalmen 17:4-14