18Edom wordt een wingewest, Een wingewist Seïr. Israël zal dappere daden verrichten,
19En heersen uit Jakob; Zijn vijanden zal Hij verdelgen, De resten van Seïr.
20Maar toen hij Amalek zag, hief hij zijn orakel aan, en sprak: De keur der volken is Amalek, Maar zijn nageslacht is ten ondergang gedoemd!
21Toen hij den Keniet zag, hief hij zijn orakel aan, en sprak: Uw woning is stevig, En uw nest is gebouwd op de rots,
22Toch zal Kaïn worden verwoest: Wanneer voert Assjoer u weg?
23Hij vervolgde zijn orakel en sprak: Wee, wie zal leven, als God het voltrekt?
24Van de kust der Kittiërs komen schepen. Die Assjoer met Eber vernederen; Ook deze is ten ondergang gedoemd!