11Ach, mochten we toch de kracht van uw gramschap beseffen, En uw toorn leren vrezen!
12Leer ons dan zó onze dagen tellen, Dat we er verstandig van harte door worden.
13Ach Jahweh, wend U eindelijk toch eens tot ons, En ontferm U over uw dienaars;
14Verzadig ons met uw genade, als we nog jong zijn, Opdat we heel ons leven mogen jubelen en juichen.
15Geef ons vreugde, even lang als Gij ons hebt gekastijd; Evenveel jaren als wij ellende doorstonden.
16Laat uw dienaars uw machtige daden aanschouwen, En hun kinderen uw glorie!