2Van het einde der aarde roep ik tot U In de beklemmende angst van mijn hart. Stel mij hoog op de Rots, en laat mij daar rusten,
3Want Gij zijt mijn toevlucht en sterkte tegen den vijand;
4Laat mij in uw woontent voor eeuwig uw gast zijn, En mij verbergen in de schaduw uwer vleugelen.
5Want Gij hoort mijn beloften, o mijn God, En vervult de wens van hen, die uw Naam vrezen:
6Vermeerder de dagen des konings, En zijn jaren van geslacht tot geslacht;
7Moge hij altijd voor Gods aangezicht tronen, En liefde en trouw hem behoeden.
8Dan zal ik uw Naam in eeuwigheid prijzen, Dag aan dag U mijn dankoffer brengen!