9Koningsdochters staan onder uw schonen; Daar treedt de Koningin aan uw rechter in ofir-brocaat!
10Hoor, Dochter! Zie, en neig uw oor, Vergeet uw volk en het huis van uw vader:
11Laat de Koning uw schoonheid begeren; Breng Hem uw hulde, want Hij is uw Heer!
12Dan komt de dochter van Tyrus tot U met geschenken, En zoeken de rijkste volken uw gunst.
13Enkel lieftalligheid ligt op het gelaat der koninklijke Dochter, Met goud doorweven is haar ornaat;
14Over bonte tapijten wordt zij voor den Koning geleid, Als bruidsmeisjes volgen haar de vriendinnen;
15En onder gejuich en gejubel Trekken zij in het paleis van den Koning!
16Dan worden in plaats van uw vaderen U zonen geboren, En Gij stelt ze over heel de aarde tot koningen aan.
17Zij zullen uw Naam doen gedenken Van geslacht tot geslacht; En volken zullen U prijzen Voor eeuwig en immer!