1Een psalm; een lied voor de Sabbat. Heerlijk is het, Jahweh te loven, Uw Naam te prijzen, Allerhoogste,
2‘s Morgens vroeg uw goedheid te roemen, En uw trouw in de nacht:
3Op lier en harp, Met citerslag.
4Want Gij hebt mij verblijd door uw daden, o Jahweh, En ik juich om het werk uwer handen.
5Hoe groot zijn uw werken, o Jahweh, Hoe peilloos diep uw gedachten!
6Dom, wie dàt niet erkent; Dwaas, wie dàt niet begrijpt.