4Hij zal met zijn vleugelen u dekken, En onder zijn wieken vindt gij een schuilplaats.
5Gij hebt de verschrikkingen van de nacht niet te vrezen, Geen pijl, die vliegt overdag;
6Geen pest, die in de duisternis rondsluipt, Geen besmetting, die ‘s middags haar verwoestingen aanricht.