43Doen wijken de kling van zijn zwaard, Hem geen stand doen houden in de strijd.
44Gij hebt hem van zijn glorie beroofd, Zijn troon ter aarde geworpen;
45De dagen verkort van zijn jeugdige kracht, En hem met schande bedekt.
46Hoe lang nog, Jahweh, zult Gij U maar altijd verbergen, En zal uw gramschap laaien als vuur?
47Bedenk toch, wat het leven is, Hoe vergankelijk Gij den mens hebt gemaakt.
48Waar leeft de man, die de dood niet zal zien, Zijn leven kan redden uit de klauw van het graf?