36Zijn geslacht zal eeuwig bestaan, En zijn troon als de zon voor mijn aanschijn;
37Als de maan, die stand houdt voor eeuwig, En trouw in de wolken blijft staan.
38En nu hebt Gij toch uw Gezalfde versmaad en verstoten, Tegen hem uw gramschap ontstoken;
39Het verbond met uw dienaar verbroken, Zijn kroon vertrapt op de grond.