7Uw heiligdom in brand gestoken, De woonplaats van uw Naam tot de grond toe ontwijd.
8Ze zeiden: “Wij zullen alles verwoesten, Alle godshuizen verbranden door ‘t hele land!”
9Wij zien geen voortekens meer, en er is geen profeet, Niemand onder ons, die kan zeggen: Hoelang nog!
10Ja, hoelang nog, o God, zal de vijand U honen, De vijand maar altijd uw Naam blijven lasteren?
11Waarom trekt Gij uw hand van ons terug, En houdt Gij uw rechter in uw boezem verborgen?