25Wat heb ik toch in de hemel; Ook op aarde verlang ik niets buiten U!
26Al bezwijken mijn vlees en mijn hart, God is voor eeuwig de Rots van mijn hart en mijn erfdeel.
27Maar die U verlaten, gaan zeker te gronde, Gij vernietigt wie van U afvalt;
28Doch mij is het goed, in Gods nabijheid te blijven, En mijn vertrouwen te stellen op Jahweh, mijn Heer!