3Mijn ziel is hevig ontsteld. Jahweh, hoe lang nog;
4Jahweh, houd op! Spaar mijn leven, En kom mij te hulp om uw goedheid.
5Want in de dood denkt niemand aan U; Wie prijst U nog in het dodenrijk?
6Ik ben afgetobd Door mijn kreunen; Nacht aan nacht besproei ik mijn sponde, Bevochtig mijn kussen met tranen;
7Mijn oog is dof van verdriet, Mat van al die mij kwellen.
8Booswichten, weg van mij, allen! Want Jahweh heeft mijn schreien gehoord,